Twee weken geleden vond in Barcelona de Smart City Expo World Congress plaats. Met ruim 24 duizend bezoekers, 1000 exposanten en meer dan 700 steden een mooie gelegenheid om te zien wat er allemaal gebeurt op het domein van slimme en digitale steden, en wat niet.
Mijn conclusies in het kort:
- De ontwikkeling naar slimme, digitale steden gaat in Europa trager dan in Azië omdat in Europa het tempo wordt bepaald door hoe goed men samenwerkt en in Azië door technologieontwikkeling
- Weinigen hebben een holistische visie op hoe onze digitale wereld er uit zal zien – de focus ligt nog steeds op specifieke digitale toepassingen
- Terwijl Europa zoekt naar regie op platforms en standaarden, dreigt juist verlies van regie omdat 1) in Azië producten ontstaan die we straks moeilijk kunnen weerstaan, ook al passen ze niet bij Europese waarden, en 2) in hoog tempo een lock-in ontstaat op grote commerciële platforms die nu al de basis zijn van veel smart city oplossingen
- Nederland is bij uitstek gepositioneerd om als gidsland in een ‘Europees model’ het voortouw te nemen in een integrale visie en het verhogen van het tempo
De ontwikkeling naar slimme, digitale steden kan razendsnel gaan, als technologie de voornaamste uitdaging is (kijk maar naar Azië)
Voor een transitie als de digitalisering van onze leefomgeving moeten vier ‘puzzelstukken’ op hun plek vallen: de technologie moet werken in een complex systeem, er moeten robuuste verdien- en financieringsmodellen zijn voor ondernemingen en overheden, de samenleving moet de transitie omarmen (en geen zorgen hebben over privacy, veiligheid of portemonnee) en ten slotte moeten wet- en regelgeving en standaarden een en ander mogelijk maken.
Europese sprekers benadrukken steeds dat deze digitale transitie niet over technologie gaat. Wat er technisch nodig is, bestaat al of is relatief eenvoudig te ontwikkelen. De uitdaging, zo is het gedeelde beeld, zit in de andere drie puzzelstukken. Afhankelijk van wie je spreekt, ziet men de grootste uitdaging in de financiering, het ‘meekrijgen van de bevolking’ of in (het gebrek aan) standaarden. Ofwel, de grootste uitdaging zit in samenwerking.
Dat dit een typisch Europese benadering is, blijkt uit de vele en grote stands van steden als Shanghai, Singapore, Taipei en Dubai en bedrijven als Huawei. Dit zijn de stands die met grote schermen niet alleen live verkeersstromen tonen, maar ook individuele voetgangers op de stoep. Er zijn agressief ogende lantaarnpalen met bewegende camera’s, vele sensoren en zwaailichten. De belangen van individuen en van (kleine) ondernemingen worden hier zichtbaar minder zwaar gewogen en dus bepaalt de technologie het tempo. En dat is hoog – maar voor een prijs die we in Europa niet wensen te betalen.
Hoe ziet onze digitale wereld er straks uit? Een maquette is nog geen holistische visie
De meeste functionele toepassingen die getoond worden, zijn gericht op concrete stedelijke uitdagingen: verkeersstromen, parkeerplaatsen, luchtkwaliteit, veiligheid, een enkel energieproject. Op zichzelf zijn het waardevolle initiatieven – en in elk geval een hele verbetering ten opzichte van het niveau van ‘gadgets’, waar het volgens trouwe expobezoekers schijnbaar vroeger vaak om draaide. Vele maquettes moeten de boodschap ondersteunen: hier wordt gewerkt aan een totaaloplossing.
Toch mis ik een integrale visie op waar deze digitale transitie naar toe gaat of zou moeten gaan. De initiatieven zijn gericht op uitdagingen die vandaag de dag te begrijpen en te behappen zijn voor lokale overheden, bedrijven en burgers. Daaruit volgen kortetermijnoplossingen voor kortetermijnproblemen. De mooie en donkere kanten van een digitale wereld die een paar stappen verder is, worden zelden geschetst door de exposanten. Natuurlijk zijn er mensen die meerdere stappen vooruitdenken, maar het lijkt alsof de discussie wordt vermeden. Wellicht omdat dat vereist dat men buiten de kaders denkt van de eigen organisatie. Maar misschien ook wel omdat veel mensen zich nu eenmaal nauwelijks een beeld kunnen vormen van een digitale wereld. Daarvoor moet die wereld nog veel zichtbaarder worden. Vandaar ook al die maquettes.
Het burning platform voor het urban platform
Dat het handig is als data van verschillende bronnen aan elkaar te koppelen is en bijvoorbeeld door lokale overheden te gebruiken en beschikbaar te stellen is, staat niet ter discussie. Wél staat ter discussie hoe die data dan wordt uitgewisseld en met welke afspraken; en hoe voorkomen wordt dat dit in elke stad anders gaat. Vandaar dat er in Europa meerdere initiatieven bestaan die zich richten op standaarden. Zo verschijnt binnenkort de Nederlandse Praktijkrichtlijn voor Open Urban Platforms (link). Natuurlijk worden bij die initiatieven de belangen van alle stakeholders overwogen, en dat zijn er in dit domein veel: wij allen als individu, maar ook grote en kleine ondernemingen uit vele sectoren, overheden van alle niveaus en in hun diverse rollen en bijvoorbeeld semi-publieke instellingen als netwerkbedrijven.
Er schuilt echter een gevaar in al die afstemming, omdat die veel tijd kost. Terwijl wij overleggen zijn er namelijk twee trends gaande. De eerste is de versnelling in Aziatische technologieontwikkeling waardoor we straks verleid worden door relatief goedkope technische oplossingen die niet vanzelfsprekend passen bij Europese waarden en belangen. Zie de zorgen over Huawei en 5G. De vraag is of we in Europa die verleiding kunnen (en willen) weerstaan.
De tweede trend is dat bedrijven als Microsoft en Google in steeds meer sectoren een kritische rol vervullen en daarmee zelf de sleutel tot data hebben. Van alle stands in Barcelona had Microsoft de grootste en deze was grotendeels gevuld met showcases van partners uit verscheidene sectoren. Zij toonden trots hoe hun projecten draaien op Azure, Microsofts cloud platform. Het is een kwestie van tijd totdat deze commerciële platforms op zoveel plekken gebruikt worden, dat ze onvermijdelijk worden en zij de regels bepalen. In het privédomein hebben we met Google en Facebook op een vergelijkbare manier ervaren waartoe dit kan leiden en hoe moeilijk het is bij te sturen.
Kortom, in Europa zijn we met de beste bedoelingen bezig om onze digitale wereld in te richten, maar als we geen tempo maken dan wordt in de tussentijd die digitale wereld voor ons ingericht.
Nederland als gids voor het Europese model
Op de Smart City Expo zetten exposanten en bezoekers zelfverzekerd hun beste beentje voor. Toch lijkt achter die zelfverzekerdheid onzekerheid schuil te gaan. Met name Europeanen zijn nog erg zoekend naar hoe de digitale stad er écht uitziet, wat dat voor iedereen betekent en hoe die ontstaat. Ik geloof dat Nederland in deze zoektocht nadrukkelijker het voortouw kan en mag nemen – en dat we daar profijt van zullen hebben.
Dat we de technische infrastructuur die nodig is in huis hebben, is een belangrijke factor. Dat initiatieven in bijvoorbeeld Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Eindhoven internationaal aandacht krijgen, toont aan dat we op projectniveau vooroplopen. Er is in Nederland al veel nagedacht over Smart Cities.
Wat echter vooral bepalend is, is dat we in Nederland beter dan in veel andere landen in staat zijn om belangen van uiteenlopende partijen op te lijnen en daarmee actie te genereren. Noem het het ‘innovatiepoldermodel’. Dit kúnnen we als land, maar op het digitale domein lijkt deze internationaal unieke manier van samenwerking wat uit het oog verloren. Er gebeurt weliswaar veel, maar de initiatieven zijn in de praktijk nog erg versnipperd en het vertrouwen tussen bijvoorbeeld lokale overheden en bedrijven en tussen bedrijven onderling lijkt zwak. Dat is zonde, want Nederland is een geloofwaardige gids voor het Europese model van de digitale stad, die recht doet aan alle privé, publieke en zakelijke belangen.
Er is een krachtige, Nederlandse visie nodig op hoe die digitale wereld er straks uit zou moeten zien en hoe het ‘digitale leven’ er in de praktijk uitziet. Niet alleen vanuit individuele domeinen als mobiliteit, energie, water en veiligheid, maar integraal. En niet alleen vanuit de ICT-hoek, maar ook juist vanuit de fysieke. Er is een snellere convergentie nodig naar de principes die een veilige, eerlijke en efficiënte omgang met data borgen. En daarmee moet een vliegwiel aangezwengeld worden, waarmee digitale steden, gebieden, straten, gebouwen en projecten steeds weer voort kunnen bouwen op een gezamenlijke basis. Dit lerende effect, waarin alle belangen geborgd zijn, leidt tot fijne steden en economische kansen.
Het vraagt nog wat uitwerking, maar dat wordt een mooi verhaal op een volgende Smart City Expo.